Français
Tijdens de academische opening, 2000/2001, van de Hogere Zeevaartschool werd
vernomen dat het hoger onderwijs moet hervormd worden om aan de Bologna- 
verklaring te voldoen.
De Bologna-verklaring omvat de volgende beleidslijnen:
  1. Het creëren van eenvormigheid in de structurering van het hoger onderwijs op europees
    niveau door de opdeling  van de opleiding in twee cycli:
  2. Undergraduate:  Bachelor; minimum 3 jaren, relevant voor de arbeidsmarkt.
  3. Graduate: Master; 3 + 2 jaren, relevant voor de wetenschapsmarkt;
  4. Het versterken van een transparantie van diploma's;
  5. Implementatie van een creditsysteem in functie van versterking van mobiliteit in functie  van erkenning van elders verworven competentie;
  6. Het overwinnen van weerstanden voor mobiliteit van studenten, docenten, onderzoekers en administratieve personeelsleden;
  7.  Het versterken van de samenwerking op het terrein van kwaliteitszorg met het oog op het ontwikkelen van een gemeenschappelijk methodologie en criteria;
  8. De ontwikkeling van de Europese dimensie in het onderwijs, in het bijzonder m.b.t. curriculuminhouden, interinstitutionele samenwerking, uitwisselingsschema 's en geïntegreerde  studie-, onderzoeks-, en trainingsschema's.
Tijdens de 203ste bestuursvergadering werd het volgende standpunt ingenomen door het bestuur:
  1. Stappen moeten genomen worden om een plaats te bekomen aan de spreektafel teneinde  de belangen van de werktuigkundigen te verdedigen.
  2. Het onderscheid tussen brevet en diploma moet blijven bestaan.
  3. De opleiding aan de Hogere Zeevaartschool moet minstens gelijkwaardig zijn aan de andere zeevaartscholen in de europese landen om uitwisseling mogelijk te maken.
  4. Er moet getracht worden naar gelijkwaardigheid tussen de diploma's van kapitein en werktuigkundige.
  5. Een onderzoek moet gehouden worden hoe de structuur in de andere europese landen  opgevat wordt. Als de theoretische opleiding kan gegeven worden in 3 jaar voor de opleiding van een werktuigkundige 1st klasse of kapitein in de buurlanden, dan moet dit ook mogelijk zijn in België.
  6. De Bachelor opleiding moet minstens voldoen aan de verwachtingen van de internationale reglementeringen.(IMO STCW '95)
  7. Er zou een mogelijkheid moeten kunnen bestaan dat de studie 3 + 2 jaar aansluitend kan  gevolgd worden.
  8. Er moet ook een mogelijkheid bestaan dat men na de 3 jaar studie naar zee gaat en men later verder kan studeren voor het behalen van een Master-diploma.
Leden die willen reageren sturen hun bemerkingen naar het secretariaat
van het GALLOIS GENOOTSCHAP.      E-mail:  secretariat@gallois.be

Lors de la séance d'ouverture de l'année académique 2000/2201 à l' Ecole supérieure 
de navigation d'Anvers, le représentant du "Gallois Genootschap" à pris connaissance
du fait que l'enseignement supérieur doit être rénové pour satisfaire aux déclarations
de Bologne.
  1. Adoption d'un système de diplômes facilement lisibles et comparables, entre autres par le biais du " Supplément au diplôme ", afin de favoriser l'intégration des citoyens européens sur le marché  du travail et d'améliorer la compétitivité du système d'enseignement supérieur européen à l'échelon mondial.
  2. Adoption d'un système qui se fonde essentiellement sur deux cursus, avant et après la licence.  L'accès au deuxième cursus nécessitera d'avoir achevé le premier cursus, d'une durée minimale  de trois ans. Les diplômes délivrés au terme du premier cursus correspondront à un niveau de qualification approprié pour l'insertion sur le marché du travail européen. Le second cursus devrait conduire au mastère et /ou au doctorat comme dans beaucoup de pays européens.
  3. Mise en place d'un système de crédits - comme celui du système Sts - comme moyen approprié pour promouvoir la mobilité des étudiants le plus largement possible. Les crédits pourraient également être acquis en dehors du système de l'enseignement supérieur, y compris par l'éducation tout au long  de la vie, dans la mesure où ceux-ci sont reconnus par les établissements d'enseignement supérieur concernés.
  4. Promotion de la mobilité en surmontant les obstacles à la libre circulation, en portant une attention particulière à :
         -  pour les étudiants, l'accès aux études, aux possibilités de formation et aux services qui  leur sont liés.
         -  pour les enseignants, les chercheurs et les personnels administratifs, la reconnaissance  et la valorisation des périodes de recherche, d'enseignement et de formation dans un contexte européen, sans préjudice pour leurs droits statutaires.
  5. Promotion de la coopération européenne en matière d'évaluation de la qualité, dans la perspective de  l'élaboration de critères et de méthodologies comparables
  6. Promotion de la nécessaire dimension européenne dans l'enseignement supérieur, notamment en ce qui concerne l'élaboration de programmes d'études, la coopération entre établissements, les programmes de mobilité et les programmes intégrés d'étude, de formation et de recherche.